1924 – Diefstal uit militair kledingmagazijn
Precies 100 jaar geleden, op 7 augustus 1924, stonden twee broers uit Arnhem voor de rechtbank in Utrecht. Zij werden verdacht van heling van gestolen lakens uit het centraal militair magazijn in Woerden, het “C.M.,” op het Defensie-eiland. De broers hadden een winkel en een pakhuis met hun handelswaar, vooral tweedehands goederen, onder andere afkomstig van het leger. Achter zo een kort krantenbericht schuilt een lang verhaal, dat allemaal te volgen is in Delpher, een database met oude kranten. Op de foto het voltallige personeel van het magazijn in 1923.
Wie een kuil graaft voor een ander…
De zaak werd ontdekt doordat de broers zelf naar de politie waren gestapt. Zij hadden aangifte gedaan tegen een “knecht” – tegenwoordig zou men zeggen een “werknemer” – die kleding van hen had gestolen. Deze knecht had daarbij zelfs samengewerkt met de zoon van een van de broers. Die zoon werd niet vervolgd, dat vonden zijn vader en oom niet nodig. Maar de knecht werd veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf. De kapper die de gestolen spullen van de knecht had gekocht – dat wordt heling genoemd – kreeg ook een gevangenisstraf van 4 maanden. Hun reactie bij de veroordeling was “als wij in den bak gaan, volgen er meer”. De knecht die sloeg dus terug. Hij verklikte zijn bazen en vertelde aan de politie dat de broers handelden in gestolen lakens. Dat ging de politie natuurlijk verder onderzoeken, zowel in Woerden als in Arnhem.
Uit het onderzoek van de politie bleek dat de broers inderdaad gestolen lakens hadden. Die kwamen uit het militair magazijn in Woerden. De dief bleek een “nachtstoker” te zijn. Een stoker was iemand die de verwarming op gang houdt door kolen op het vuur te scheppen. Het is een beroep dat we nu niet meer kennen. Het was zwaar en slecht betaald werk. De stoker werkte waarschijnlijk ’s nachts. Hij had 400 lakens, 25 broeken en 20 kielen gestolen, en ook een aantal beddenzakken. De stoker had dit alles voor 200 gulden verkocht aan J.v.E., die een winkel in Woerden had. Op 24 april 1924 werden zowel de stoker als zijn heler veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf.
De broers uit Arnhem hadden op hun beurt 400-500 lakens gekocht van J.v.E voor een bedrag van slechts 80 cent per stuk. v. E maakte daarmee een forse winst. Alle lakens waren gemerkt met de letters “C.M.”, Centraal Magazijn. De Arnhemse broers beweerden dat zij niet wisten wat dat betekende.
Getuigenverhoor
De broers deden tijdens de rechtszaak nogal tegenstrijdige uitspraken, maar uiteindelijk werd wel duidelijk dat zij de lakens in Woerden gekocht hadden. De rechter hoorde verschillende getuigen, waarover in de kranten uit 1924 uitgebreid is bericht. Het zoontje van J.v.E. vertelde bijvoorbeeld dat hij een van de broers wel vaker gezien had in de winkel van zijn vader en dat die ook bij hen thuis kwam. Ook de oorspronkelijke dief, de stoker, werd als getuige gehoord. Hij vertelde dat hij de gestolen lakens aan v.E. had verkocht.
De knecht van de broers, die de politie had getipt en een van de lakens aan de politie had gegeven, vertelde dat hij de partij lakens uit Woerden van het station in Arnhem had opgehaald. Hij had instructies gekregen van de broers om over de herkomst te liegen. De lakens werden per trein verstuurd, want een ritje per vrachtwagen zou teveel in de gaten lopen.
Ook het hoofd van het Centraal Magazijn, een majoor, was getuige bij de rechtszitting. Hij vertelde dat er 700 tot 800 lakens vermist waren, en ook militaire werkkielen, broeken en beddenzakken. Er was nog niet geteld hoeveel dat er waren. Hij vertelde dat er soms ook afgeschreven lakens werden verkocht, maar die kregen dan het merkteken “B.D.” (buiten dienst).
Veroordeling
Tegen de broers werd 1,5 jaar gevangenisstraf geëist. De Arnhemse advocaat van de broers, mr. Bonnike, eiste vrijspraak. Hoe hadden de broers kunnen weten dat het om gestolen lakens ging uit het Militair magazijn in Woerden? De rechtbank was echter overtuigd van de schuld van de broers en deed op 21 augustus 1924 uitspraak volgens de eis van het openbaar ministerie. De broers moesten de straf van 1,5 jaar voor heling uitzitten.
Zo waren alle betrokkenen veroordeeld voor hun daden. Maar de zaak kreeg nog meer gevolgen. De rommelige omstandigheden in het Magazijn werden in de Tweede Kamer besproken. Er lag in 1924 nog veel kleding in het magazijn die door militairen was ingeleverd na de demobilisatie na de Eerste Wereldoorlog. Er verdween ook het een en ander, waarbij werd gedacht dat motten daaraan schuldig waren. Motten kennen we tegenwoordig vrijwel niet meer, maar dat zijn kleine beestjes die gaten in kleding en ander textiel maken, vooral in kleding die lang niet gedragen wordt. De toenmalige krant van de SDAP – de voorloper van de PvdA – schreef dat er “in het magazijn gestolen werd als de raven” en dat er weinig controles waren. In 1926 werd een ambtenaar van het magazijn, die in Leiden woonde, vervolgd vanwege fraude met een valse rekening voor de levering van hout. Het hout werd nooit geleverd, maar wel betaald. Het ging om een bedrag van 8300 gulden. De Leidse ambtenaar werkte onder een hoedje samen met een aannemer in Woerden.
Zo zie je maar, ook honderd jaar geleden was er heel wat aan de hand in Woerden.